Skip to content
Welcome / Blog Archive / Nederlands / 2021-07-doc4 Ontwikkelingen regelgeving schuldsanering natuurlijke personen

2021-07-doc4 Ontwikkelingen regelgeving schuldsanering natuurlijke personen

Voor deze eerste keer vraag ik uw input en zo bij te dragen aan de concept-tekst voor de 5e druk van Wessels Insolventierecht IX, Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Zie voor de idee erachter https://bobwessels.nl/blog/2021-07-doc2-meeschrijven-met-wessels-ix-5e-druk-schuldsanering/. Commentaar op deze en volgende uitnodigingen (raadpleeg mijn blogs) zie ik graag tegemoet voor zaterdag 24 juli 2021 via: info@bobwessels.nl. De week erna hoop ik het manuscript af te ronden en naar de bureauredactie van Wolters Kluwer te sturen. Hieronder de concept-tekst:

++++++++++++++++++++++++++

[9003c1] Wetswijzigingen sedert 2017: herijking faillissementswetgeving. In de tweede helft van het tweede decennium van deze eeuw staat de wetgeving in het teken een algehele herziening van de gehele Faillissementswet met behulp van het zogenoemde wetgevingsprogramma ‘Herijking Faillissementsrecht’. Dat heeft geleid tot nieuwe wetgeving ter verbetering van de bestrijding van faillissementsfraude, de invoering van een civielrechtelijk bestuursverbod (art. 105a – art. 106e, beide in werking getreden op 1 juli 2016), de versterking van de positie van de curator (in het bijzonder met de toevoeging van art. 68 lid 2, met ingang van 1 juli 2017 van kracht geworden) en de modernisering van de faillissementsprocedure, die in 2019 in werking trad. In de vijfde druk van alle Delen van de serie die sinds 2018 zijn verschenen wordt aan deze wijzigingen, soms in detail, aandacht gegeven. De invoering van Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) met ingang van 1 januari 2021 komt in Deel XI aan de orde.
Weinig invloed op wettelijke bepalingen inzake de schuldsaneringsregeling. De wettelijke regeling van de schuldsanering is door al deze wijzigingen amper geraakt. De wet modernisering faillissementsprocedure kent enkele aanpassingen in verband met de invoering van de uiterste termijn waarbinnen in faillissement vorderingen kunnen worden ingediend. Teneinde het huidige systeem voor verificatie van vorderingen bij de schuldsaneringsregeling voort te zetten, waarbij vorderingen ook ná de termijn nog kunnen worden ingediend, is een nieuw art. 328b voorgesteld, dat inhoudelijk gelijk is aan het tot 1 januari 2019 van kracht geweest zijnde art. 127. Art. 328c bevat de inhoud van het voormalige art. 191 en regelt de nagekomen vorderingen na verificatie. Art. 349aa is opgenomen vanwege het vervallen van art. 186 (verificatie te laat ingediende vorderingen). Er bestond geen noodzaak om ook bij de schuldsaneringsregeling het recht van verzet te beperken tot schuldeisers die hun vordering reeds ter verificatie hebben ingediend. De kosten van het verzet komen voor rekening van de in verzuim zijnde schuldeiser. In één regel is door de minister van Rechtsbescherming bij de behandeling van art. 349aa opgemerkt dat er geen aanleiding bestaat om in het kader van het toen behandelde voorstel modernisering van de faillissementsprocedure ook het systeem van de WSNP aan te passen. Zie Renssen (2019), p. 44.

Andere wetswijzigingen. In 2018 zijn met twee afzonderlijk wetten enkele technische wijzigingen aangebracht, zie Wet van 15 juni 2018, houdende verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2018), Stb. 2018, 228, (verwijzing naar de Wet studiefinanciering 2000 in art. 299a) en de Wet van 17 oktober 2018 tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede enkele wetten van andere ministeries (Verzamelwet SZW 2019), Stb. 2018, 424 (in werking getreden 1 januari 2019, Stb. 2018, 425) met wijzigingen in art. 285 lid 1, onderdeel f, en lid 2, art. 287a en art. 287b, met als belangrijkste toevoeging in (thans) art. 287a lid 7 dat de rechtbank het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afwijst indien de schuldbemiddeling niet wordt uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in art. 48 lid 1 Wet op het consumentenkrediet (Wck).

[9003d] Schuldsaneringszaken in de praktijk. De wettelijke regeling schuldsanering natuurlijke personen biedt een natuurlijk persoon een kans om van zijn of haar schulden af te komen en weer met een schone lei te beginnen. De wettelijke regeling is vanaf haar aanvang op vele duizenden van gevallen toegepast. De laatste jaren neemt de omvang van schuldsaneringszaken af. Van belang zijn en blijven praktijkregels die door samenwerkende rechters worden gepubliceerd, waaronder de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen 2018 en het Procesreglement LOVC 2021.

[9003e] Wsnp-monitor. Sedert medio 2005 verschijnt de zogenoemde Wsnp-monitor die een vaste kern aan gegevens bevat teneinde het doel en de effectiviteit van Titel III te monitoren. Zij biedt een beeld van de uitvoeringspraktijk. De zestiende meting van de Wsnp-monitor verscheen medio 2020 en is een actualisering van de cijfers uit de vorige meting, zie https://www.bureauwsnp.nl/bibliotheek/onderzoeken/toelichting-monitor-16e-meting-2019. De monitor bestaat uit een update van de vaste set gegevens over aanvraag, instroom, aanbod, doorstroom en uitkomsten, alsmede van de gegevens over dwangakkoorden, moratoria en voorlopige voorzieningen. Enkele kerngegevens volgen. Algemeen: de wettelijke regeling is een goede manier om problematische schulden op te lossen. In 2019 eindigde 90% van de schuldsaneringen met een schone lei (kortweg: deze personen kunnen in principe na drie jaar schuldenvrij hun leven voortzetten).

Cijfers. In het algemeen is er een sterke daling van de instroom in de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. In de eerste jaren van de wettelijke regeling schommelde het aantal zaken tussen de 8.000 en bijna 15.000 zaken. In 2019 zijn door de rechtspraak in totaal 4.637 personen toegelaten tot de schuldsanering, terwijl dat er in 2015 nog 11.703 waren. Dat is in de afgelopen vijf jaren een daling van 60%. Deze dalende trend is al sinds 2012 zichtbaar. In 2011 werden er nog 14.727 schuldsaneringsregelingen uitgesproken, in 2019 dus 4.637. Ten opzichte van 2018 betreft de daling 1.260 personen. In lijn met de dalende instroom van zaken nam het aantal actieve bewindvoerders ook in 2019 opnieuw af. In 2015 waren er nog 561 actieve bewindvoerders, in 2019 is dit afgenomen tot 355. Uit in april 2021 door het CBS gepresenteerde data blijkt dat in 2020 bijna 14.000 personen onder de toepassing van de schuldsanering waren en werden er 2.995 personen toegelaten tot de Wsnp. Dat zijn er 1.645 minder dan het jaar daarvoor. In 2020 werden 7.900 schuldsaneringstrajecten door de rechter beëindigd, een jaar daarvoor waren dat er 20 procent meer. Sinds 2011 is de jaarlijkse instroom met bijna 80 procent afgenomen. Het CBS geeft aan dat deze trend mogelijk te maken heeft met de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in 2012. Zie nader par. 9019. Ook de toepassing van het beschermingsbewind uit Boek I BW (zie par. 9016 e.v.) en gewijzigde, betere economische omstandigheden, tot aan de start van de COVID-19 coronacrisis in maart 2020, kunnen een effect hebben gehad op de dalende instroom, aldus het CBS. Zie voor enkele andere ontwikkelingen in wetgeving, buiten de Faillissementswet om, par. 9018.
In 2015 is 36% van de bewindvoerders advocaat. In 2016 is dat 29%.

Dwangakkoorden, moratoria en voorlopige voorzieningen. In totaal kwamen er in 2016 4.221 verzoekschriften binnen voor een van de drie voorzieningen. In 2015 was dat 4.029. In 2016 is het aantal verzoeken om een dwangakkoord met 37% gestegen ten opzichte van 2012 (van 1.750 naar 2.393). Bij de moratoria is er na enkele jaren van groei, in 2015 een afname zichtbaar (-20% ten opzichte van 2014); in 2016 werden er 1.326 moratoria aangevraagd. Bij de voorlopige voorzieningen is te zien dat het aantal sinds 2012 continu is afgenomen; in 2015 werden er nog 582 voorlopige voorzieningen aangevraagd, 21% minder dan een jaar eerder. In 2016: 500. Ten aanzien van de drie voorzieningen samen is in 2019 een totaal van 3.663 verzoeken bij de rechtbanken ingediend. Het aantal ingediende verzoeken om een dwangakkoord is in 2019 voor het eerst sinds jaren afgenomen. Van 2015 tot en met 2018 nam het aantal toe van 2.198 verzoeken naar 2.647 verzoeken. In 2019 nam het aantal verzoeken af naar 2.542. Bij de moratoria is er in 2019 opnieuw sprake van een afname, van 883 in 2018 naar 849 verzoeken (-4%). In 2018 was de afname nog -10%. Bij de voorlopige voorzieningen is te zien dat het aantal ingediende verzoeken sinds 2015 continu is afgenomen. In 2019 werden nog slechts 272 voorlopige voorzieningen aangevraagd, 62 minder dan in het jaar ervoor. Omdat de voorlopige voorziening vooruitloopt op reeds ingediende verzoeken Wsnp, wordt deze continue daling grotendeels verklaard vanuit het geringere aantal verzoeken tot toelating. Evenals in eerdere jaren zijn er ook in 2019 aanzienlijke verschillen waarneembaar tussen de rechtbanken voor wat betreft het aantal ingediende verzoeken om een dwangakkoord, moratorium of voorlopige voorziening.

+++++++++++++++++