Skip to content
Welcome / Blog Archive / Nederlands / 2024-07-doc1 Wessels-Salah Insolventierecht XI — WHOA – Klassenindeling en pand- en hypotheekhouders

2024-07-doc1 Wessels-Salah Insolventierecht XI — WHOA – Klassenindeling en pand- en hypotheekhouders

Wessels-Salah Insolventierecht XI 2024 is Deel XI in de elfdelige serie Wessels Insolventierecht. De kern van het boek bevat een systematische behandeling van de WHOA, zoals deze is opgenomen in de wet. Het verschijnt in september 2024. Meer info, zie https://bobwessels.nl/blog/2024-06-doc1-wessels-salah-insolventierecht-xi-boek-over-de-whoa-verschijnt-binnenkort/. Hieronder een preview van twee paragrafen uit het boek:

[11381] Verplichte bescherming pand- en hypotheekhouders. Een tweede bindende regel ten aanzien van de klassenindeling geldt voor schuldeisers met een pand- of hypotheekrecht. Zij worden op grond van art. 374 lid 3 ook in een aparte klasse ingedeeld, maar alleen voor het deel van hun vordering waarvoor de voorrang tot zekerheid strekt (lees: … het deel van hun vordering dat wordt gedekt door de zekerheid). Art. 374 lid 3, eerste zin, formuleert deze regel als volgt, dat schuldeisers met een voorrang die voortvloeit uit pand of hypotheek als bedoeld in art. 3:278 lid 1 BW enkel voor het deel van hun vordering waarvoor de voorrang geldt in één of meer klassen van schuldeisers met een dergelijk voorrang worden ingedeeld, tenzij hierdoor geen verandering ontstaat in de verdeling van de waarde die met het akkoord wordt gerealiseerd. Art. 374 lid 3, tweede zin, voegt hieraan toe dat voor het overige deel van hun vordering deze schuldeisers worden ingedeeld in een klasse van schuldeisers zonder voorrang. Dit wordt ook wel de ‘bifurcation rule’ genoemd en lijkt te zijn geïnspireerd op de Amerikaanse ‘Chapter 11’-procedure.

[11382] Toelichting. Deze in art. 374 lid 3 gelegen verplichte splitsing van door pand of hypotheek gedekte vorderingen resulteert in een afzonderlijke klassenindeling van vorderingen in een deel met, en een deel zonder daadwerkelijke voorrang in het algemeen. De regeling is toegevoegd door het Gewijzigd amendement Van der Graaf, Van Nispen en Nijboer, Kamerstukken II 2019/20, 35 249, nr. 14. Zij is verplicht gesteld voor vorderingen die door pand of hypotheek zijn gedekt, tenzij hierdoor geen verandering ontstaat in de verdeling van de waarde die met het akkoord wordt gerealiseerd. Zo is het volgens de indieners van het amendement bij een consensueel akkoord met maar één gesecureerde schuldeiser niet altijd nodig diens vordering te splitsen. Bij de indeling wordt de hoogte van het deel dat in een klasse van gezekerde schuldeisers mag worden ondergebracht gemaximeerd op ‘de waarde die naar verwachting in een faillissement volgens de wettelijke rangorde door deze schuldeiser op basis van zijn pand- of hypotheekrechten verkregen zou zijn’, zie art. 374 lid 3, slot. Het amendement en haar gevolgen zijn bekritiseerd door Van den Berg, TvI 2020/31. Zie over dit thema (‘bifurcation’) ook Schuijling, Verslag najaarsvergadering 2022 van de NVRII, zoals weergegeven door Den Hollander-Arntz, TvI 2023/24. Voor een voorbeeld, zie Rb. Amsterdam 21 juni 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4152: ‘Het Akkoord heeft mede betrekking op gesecureerde schuldeisers, namelijk de Affected CPU Creditors en de Secured Intra-Group Creditors. Hun vorderingen zijn gelijk in rang gedekt door hetzelfde zekerhedenpakket. Art. 374 lid 3 Fw bepaalt dat deze schuldeisers in beginsel in verschillende klassen moeten worden geplaatst, namelijk een gesecureerde klasse voor het deel dat door de waarde van het onderpand wordt gedekt, en een concurrente klasse voor het ongedekte deel. Deze splitsing is echter niet vereist als daardoor geen verandering wordt aangebracht in de verdeling van de reorganisatiewaarde. In het onderhavige geval zou bij een klassensplitsing het reorganisatiesurplus worden verdeeld over dezelfde schuldeisers, in dezelfde verhouding en met dezelfde dekkingsgraad als zou gebeuren zonder klassensplitsing op basis van het Akkoord. Bij die verdeling gaan de klassen met concurrente (ongedekte) vorderingen nog steeds in rang vóór op de aandeelhouders, dus van een uitkering aan aandeelhouders is hoe dan ook geen sprake. Om die reden is de klassensplitsing uit art. 374 lid 3 Fw niet vereist.’ Voor een ander geval (geen verandering) Rb. Midden-Nederland 3 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4187.