Skip to content
Welcome / Blog Archive / Nederlands / 2021-03-doc4 Samenloop surseance-verzoek en verzoek aanwijzing HD

2021-03-doc4 Samenloop surseance-verzoek en verzoek aanwijzing HD

Deze weken ben ik de tekst voor de 5e druk van Wessels Insolventierecht VIII, Surseance van betaling, aan het afronden. Hieronder de tweede uitnodiging om een stuk ontwerptekst van commentaar te voorzien. Zie voor de idee erachter https://bobwessels.nl/blog/2021-03-doc2-meedenken-met-surseance-van-betaling/. Commentaar op mijn eerste uitnodiging is nog mogelijk, zie https://bobwessels.nl/blog/2021-03-doc3-wetsontwikkelingen-surseance-van-betaling/.
Reacties graag voor woensdag 24 maart 2021 naar: info@bobwessels.nl. De week erna hoop ik het manuscript af te ronden en naar de bureauredactie van Wolters Kluwer te sturen. Hieronder de (korte) tekst, waarvan ik verwacht dat er in/voor de praktijk aandachtspunten zijn.

+++++++++++++++

[8045a] Samenloop verzoek surseance en verzoek aanwijzing herstructureringsdeskundige. Bij Wet van 7 oktober 2020 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord), Stb. 2020, 414, i.w.tr. 1 januari 2021 (Stb. 2020, 415) zijn aan art. 215 de leden 3 en 4 toegevoegd met een regeling over de samenloop van een verzoek van de schuldenaar tot verlening van surseance van betaling en een gelijktijdig aanhangig verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige. De behandeling van het surseance-verzoek en de voorlopige verlening van surseance van betaling worden voorshands geschorst.

[8045b] Toelichting. Voor het geval een verzoek tot verlening van surseance en een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in art. 371 gelijktijdig aanhangig zijn, bepaalt art. 215 lid 3 dat het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, eerst in behandeling komt. In afwijking van art. 215 lid 2 vindt geen voorlopige verlening van surseance plaats. De behandeling van het verzoek en de voorlopige verlening van surseance van betaling worden in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot aanwijzing van de herstructureringsdeskundige, zie art. 215 lid 4, eerste zin. Wijst de rechtbank het verzoek toe, dan kondigt zij daarbij tevens overeenkomstig art. 376 een afkoelingsperiode af en blijft de schorsing tijdens die periode van kracht. De leden 3 en 4 kennen eenzelfde regeling als in art. 3d (ingevoegd per 1 januari 2021) voor gevallen waarin een faillissementsverzoek en een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige gelijktijdig aanhangig zijn. Zie MvT Kamerstukken II 2018/19, 35 249, nr. 3, p. 26; Renssen (2021), p. xx. Mennens, diss. (2020), nr. 222 en nr. 284.
Over ‘gelijktijdig aanhangig’ zijn en andere perikelen bij art. 3a, zie Wessels Insolventierecht I 2018/1308 e.v.

+++++++++++++++