Een uitspraak van een lagere rechter is vooral van belang voor de betrokken partijen (en hun raadslieden). Lagere rechtspraak heeft soms ook rechtsvormende betekenis. Kort daarover Giessen, Rechtsvorming in het privaatrecht, Mon. BW nr. A3 2020/2 en 15. Deze auteur richt zich vooral op de uitspraken van de Hoge Raad en invloed van de advocatuur, in het bijzonder de cassatiebalie. In mijn serie Insolventierecht ben ik altijd ruimhartig met lagere rechtspraak omgegaan. De laatste jaren kan er via www.rechtspraak.nl een keuze uit een ruime verzameling lagere rechtspraak op het brede gebied van het insolventierecht worden gemaakt. Ik schat dat er per week 300 uitspraken op het internet komen. Hoe daar een keuze uit te maken? Ten behoeve van verwerking in de tekst van alle delen in de serie gelden als criteria: (i) de illustratieve waarde van de uitspraak (bijzondere casus, aansprekende partij, de zaak heeft destijds de pers gehaald), en (ii) in ieder geval dat op een vraagstuk hogere rechtspraak ontbreekt of verouderd is. Daarnaast (iii) houd ik de spreiding per arrondissement in de gaten, omdat regionaal verschillen vallen waar te nemen in toepassing van procesregels (Recofa-regels, ‘regionaal’ procesrecht), maar ook omdat het (formele) insolventierecht in de arrondissementen vorm krijgt. De advocaat in Oldenzaal of Terneuzen is erbij gebaat als op zijn of haar vraagstuk een regionale uitspraak in de serie staat. Vooral één indien deze afwijkt van een daarvóór over een (nagenoeg) zelfde kwestie een andere uitspraak gewezen is.
Kortom: rijke casuïstiek, voorzien in een leemte en regionaal procesrecht. Hieraan moest ik denken toen ik afgelopen week de conclusie van A-G Van Peursem las, voorafgaand aan HR 10 juli 2020 (voor de conclusie zie ECLI:NL:PHR:2020:121). De A-G verwijst naar de laatste druk van Wessels Insolventierecht II 2019/2365 (ik zag die week overigens ook een A-G naar de oude druk verwijzen) en diept daar een uitspraak van rechtbank Middelburg uit 2010 op. Hij gebruikt deze als aanwijzing om anders over al dan niet ontvankelijkheid te denken. Hier komen, dacht ik, de criteria (ii) en (iii) mooi samen.