Skip to content
Welcome / Blog Archive / Nederlands / 2018-11-doc3 Insolventierecht is geel

2018-11-doc3 Insolventierecht is geel

Deze maand (november 2018) is het eerste deel van mijn serie Wessels Insolventierecht verschenen. Het meest in het oog springend is haar kleur. Dat is in het jargon: Kluwer insolventie-geel. De vorige drukken presenteerden zich wat rustiger: saai, maar degelijk groen/grijs, latere drukken bordeauxrood of paarsblauw. Met het nieuwe licht, ook een nieuw geluid. De vijfde druk van Deel I over Faillietverklaring gaat grofweg over art. 1-19a Faillissementswet. Tot mijn grote genoegen is dit Deel I door jurilogie.nl gekozen tot boek van de maand november, zie www.jurilogie.nl.

Op de aangegeven wijze worden de andere delen verkaveld; telkens een gedetailleerd actueel commentaar op een onderdeel van de wetgeving in één deel. Novum 1. Dus (‘da’s logisch’, zou Cruyff zeggen) met het oog op de in de toekomst te verwachten nieuwe wetgving staat er (voor 2012 of 2013) ook een nieuw deel XI in de steigers, met de de werktitel ‘Buiten faillissement en surseance van betaling’. Het zal die onderdelen omvatten die door de wetgever zijn voorgesteld onder een nieuwe Titel IV in de Faillissementswet (met het opschrift ‘Buiten faillissement en surseance van betaling’). Deze titel bevat onder meer – als alles doorgaat – regels over de aanwijzing van een beoogd curator en voor de homologatie van een onderhands akkoord ter voorkoming van een faillissement. Materieel zijn dit thema’s die systematisch goed in andere delen zouden passen (in het bijzonder in de delen I en VI). De opbouw van de huidige Faillissementswet vormt in de serie echter de basis voor een artikelsgewijze behandeling van het insolventierecht. Dat geldt dus ook voor dit deel XI. Door middel van (terug-)verwijzingen naar andere delen zullen relevante onderwerpen bij dit nieuwe voorgenomen deel worden betrokken. Novum 2. De serie kent een enige maanden geleden geïnstalleerde hoofdredactie.

De hoofdredactie van de serie Wessels Insolventierecht bewaakt de kwaliteit en onderlinge samenhang van de delen in de serie. De hoofdredactie neemt samen met de uitgever beslissingen over de gewenste herzieningen, aan te trekken bewerkers, mogelijk nieuwe delen en andere belangrijke ontwikkelingen die de serie aangaan. De hoofdredactie voor de serie Wessels Insolventierecht, 5e druk, bestaat uit mr. dr. B.J. Engberts, raadsheer in het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden; voormalig voorzitter Recofa, prof. mr. T.T. van Zanten, advocaat/partner Wijn & Stael, Utrecht; hoogleraar Overeenkomst en Zekerheid, Rijksuniversiteit Groningen, en ikzelf, met de functie-aanduiding emeritus hoogleraar Internationaal insolventierecht Universiteit van Leiden. Ik was van 2007-2014 aan de Leidse Universiteit verbonden, daarvoor van 1988-2008 als hoogleraar burgerlijk recht en handelsrecht aan de VU te Amsterdam. Ik denk dat ik sedert 1995 slecht 1 dag in de week hoogleraar was; daarnaast voerde ik een commercieel-juridische praktijk, sedert 2005 vanuit mijn kantoor in Dordrecht. Het werk: vooral advisen en opinies over (internationaal) insolventierecht en optreden als expert witness (in meer dan tien buitenlandse rechtbanken), maar ook arbitrages. Hoe dat verder zij, de advies- en opiniepraktijk heb ik gaandeweg gedurende de laatste jaren neergelegd.

Novum 3. Als je nadenkt over de opzet van de gehele serie dan dient deze het gehele insolventierecht, en haar nu in te schatten toekomst, te weerspiegelen. Het insolventierecht, dat zijn weerslag in de Faillissementswet heeft, kent in de toekomst met vier sets van regels (voor faillissement, surseance van betaling, schuldsanering natuurlijke personen en voor situaties ‘buiten faillissement en surseance van betaling’) duidelijk meer gezichten. Er is voor de 5e druk gekozen voor een aanpak die recht beoogt te doen aan de differentiatie in (pre-)insolventieprocedures en hun verschillende privaatrechtelijke uitwerkingen, hun rechtshistorische achtergrond, hun maatschappelijke dimensie en hun financieel-economische inbedding.

Als andere nova (naast de kleur!) noem ik:

Processuele differentiatie. Pregnanter dan voorheen wordt aandacht gegeven aan een breder palet aan doelstellingen dat met de verschillende (buiten-)insolventierechtelijke instrumenten wordt beoogd en op welke wijze deze procedureel gestalte krijgen.

Privaatrechtelijke verankering. Doordat procedures buiten het formele insolventierecht, maar wel daarmee samenhangend het thema ‘insolventie’ uit haar door velen zo geziene isolement halen, zal de serie hechter in het algemene burgerlijk recht, in het bijzonder het vermogensrecht, het rechtspersonenrecht en het burgerlijk procesrecht, worden verankerd. Ik neem me daarbij voor om meer dan voorheen speciaal aandacht te geven aan de jurisprudentie van de Hoge Raad op het terrein van het burgerlijk procesrecht en haar doorwerking in insolventieprocedures of op het terrein van het vermogensrecht en de invloed daarvan op materiële vragen van insolventierecht.

Toekomstige ontwikkelingen. Waar de eerste drukken van dit werk vooral het accent legden op het in werking getreden, positieve recht, wordt met het verschijnen van het eerste deel in de 5e druk meer dan tot nu het geval was aandacht gegeven aan Nederlandse ontwerp-wetgeving en Europese voorstellen op het terrein van (convergentie en harmonisatie van) het recht inzake insolventie en herstructurering. Dit geschiedt door korte verwijzingen op te nemen op die plaatsen waar deze ontwikkelingen het inzicht in het insolventierecht kunnen verhogen. In Wessels Insolventierecht I I is verwerkt de Wet Modernisering faillissementsprocedure (Kamerstukken 34 740), zoals op 26 juni 2018 aangenomen door de Eerste Kamer, en de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars (Kamerstukken 34 842), zoals deze met algemene stemmen op 12 juni 2018 door de Tweede Kamer is aanvaard.

Maatschappelijke (Europese) signalen. Diverse organisaties spelen in Nederland of in Europa een kenmerkende rol bij de vormgeving van nieuwe wetgeving, het formuleren van praktijkregels of het bieden van (niet-bindende) aanbevelingen (soft law). Dit zijn vaak bronnen waar in de praktijk niet altijd aan wordt gedacht, maar die deze praktijk wel beïnvloeden en dat niet alleen waar hard law zwijgt. In Nederland valt te denken aan Recofa (werkgroep van rechters-commissarissen in faillissement) en INSOLAD (de Vereniging voor Insolventierecht Advocaten, die zich bezighouden met alle aspecten van faillissementen en herstructurering). Daarbuiten denk ik aan het European Law Institute (ELI), in het bijzonder aan het in september 2017 gepubliceerde rapport ‘Business rescue in Insolvency Law’, en de medio 2016 van start gegane Conference of European Restructuring and Insolvency Law (CERIL), een onafhankelijke Europese denktank op het terrein van herstructurering en insolventie (www.ceril.eu). In de 5e druk worden opvattingen van belangrijke spelers in het veld ten tonele gevoerd. Langs deze weg zal ook, zij het beknopt, aandacht aan rechtsvergelijking worden gegeven voor zover deze bijdraagt tot een betere kennis van (de herkomst van) onderdelen van het proces van voortgaande harmonisatie van het (pre-)insolventierecht in Europa.

Financieel-economische aspecten. Relevante statistische, economische, financiële en soms multidisciplinaire gegevens zullen ruimhartiger worden verwerkt dan voorheen. Zij kunnen ondersteunen in de dagelijkse praktijk van onderhandelen en zoeken naar oplossingen voor (dreigende) conflicten, de maatschappelijke relevantie van diverse regelingen in perspectief plaatsen of de noodzaak van aanpassing of herziening van wetgeving scherper in beeld brengen.

Tenslotte is nog een vernieuwing:

Gebruiker ondersteund. Aangezien ik altijd de kwaliteit van mijn publicaties en daarbij gebruikte bronnen probeer te verbeteren, heb ik begin 2017 voor Deel X International Insolvency Law Part II, een nieuw element aan het schrijfproces toegevoegd door te communiceren met personen die actief zijn op het gebied van Europese herstructurering en insolventie. Via mijn blog (www.bobwessels.nl) en via LinkedIn heb ik conceptteksten van Part II gepubliceerd met de uitnodiging aan degenen die geïnteresseerd zijn op het desbetreffende onderwerp betrekking hebbende literatuur, uitspraken of praktijkervaringen te sturen of commentaar te leveren op deze conceptteksten. In een periode van vier maanden heb ik acht keer een uitnodiging gepost, met het verzoek om binnen twee weken nuttige informatie of opmerkingen aan mij te sturen.

Incentives om op deze wijze bij te dragen aan het ‘live’-debat over mijn teksten zijn de zekerheid dat (i) substantiële bijdragen worden erkend door de namen van de betrokken auteurs te vermelden en dat (ii) in geselecteerde gevallen de gemailde reacties kunnen worden aangehaald in de tekst, samen met de erkenning van de auteur. De toen uit ongeveer dertig landen ontvangen reacties, beschrijvingen van praktijkgevallen, literatuurbronnen en zelfs de ontwerptekst van een proefschrift waren de vrucht van het toen geïntroduceerde ‘deliberate public participatory drafting process’ dat mij goed bevallen is. Om deze reden is besloten dit voor de 5e druk van de serie voor alle delen ook toe te passen. Lees het Woord vooraf bij Deel I welke personen ik in het bijzonder dank zeg voor hun bijdragen.

Tot zover de nova. Now, back to work!