Het onlangs verschenen boek Compendium Financieel Recht beoogt een handleiding te zijn bij de eerste bestudering van het financiële toezichtsrecht. De redacteuren zijn alle drie hoogleraar Financieel recht, verbonden aan de Universiteit van Leiden. Dit compendium, waarvan de tekst in juli 2019 is afgesloten, is opgezet als eerste kennismaking. Het is geschreven voor studenten die dit vak volgen – dat zullen masterstudenten zijn – als ook voor in de praktijk werkzame juristen. In het licht van de stormachtige ontwikkeling van het terrein dat in twee decennia tot een waar vakgebied is uitgegroeid, is het een goede keuze dat de omstreeks vijftien auteurs werkzaam zijn in de wetenschap, bij financiële ondernemingen, in de advocatuur, in de rechterlijke macht en bij de toezichthouder. De meeste hoofdstukken zijn niet door een enkele auteur geschreven, maar door een combinatie van auteurs met een wetenschappelijke werkkring of werkzaam in de praktijk respectievelijk auteurs met ervaring dan wel rather new kids on the block. Ook dat lijkt me een welkome aanpak.
De kern van het boek wordt gevormd door een systematische behandeling van de voornaamste regels van het financieel (toezicht)recht. Dit geschiedt verspreid over tien hoofdstukken. Uitgangspunt vormt het recht zoals dat thans luidt op basis van (de implementatie in het Nederlandse recht van) de voor niet-kenners amper te doorgronden Europese aanduidingen MiFID II/MiFIR, CRD IV/ CRR, AIFMD/UCITS en Solvency II. Dit is voor ieder die met het vak begint natuurlijk lastige materie, die ook zijn eigen jargon kent. Met een bruikbaar trefwoordenregister wordt een lezer naar het desbetreffende onderdeel geleid.
Ik loop kort de hoofdstukken langs.
Het boek begint met een hoofdstuk over de grondslagen van het financieel recht en de structuur en kernbegrippen van de met 1209 (!) wetsartikelen uit haar krachten gegroeide Wet op het financieel toezicht (Wft). De structuur van de Wft komt aan bod evenals de sterke Europese sturing en doordeseming van het financiële toezichtsrecht. Een tiental andere, ook privaatrechtelijke bronnen van Nederlandse financieel recht wordt summier aangeduid, waarbij ik – getrouw aan mijn eigen vakmatige insteek – de Faillissementswet miste. Het hoofdstuk sluit af met een bescheiden paragraaf over de toekomst van het financieel recht. Gezien het doel van het compendium kan de redacteuren in overweging worden gegeven een stuk toe te voegen: een korte weeergave van de stand van de ontwikkeling van de wetenschapsbeoefening van het financiële recht, waaronder ook welke leerstoelen aan welke universiteiten er zijn, vermelding van enkele hand- en studieboeken voor verdere studie, vermelding van (internationale) vaktijdschriften en postacademische (Europese) opleidingen.
Het volgende hoofdstuk stelt beleggingsdiensten centraal, met aandacht voor financieringsproducten, effecten, derivaten, rechten van deelneming en beleggingsobjecten. Volgens mij een inzichtelijke must read, die verrassend – andere hoofdstukken kennen deze niet – afsluit met een eigen literatuurlijst.
In de volgende vijf hoofdstukken komen verschillende financiële ondernemingen aan bod, met in de hoofdstuk-aanduidingen: bank- en kredietwezen, beleggingsondernemingen, beleggingsinstellingen, pensioenbedrijf en verzekeringsbedrijf. In deze hoofdstukken komt telkens de definiëring van kernbegrippen per financiële onderneming aan bod, specifieke regelgeving, vergunningproblematiek, belangrijkste taken van zo’n onderneming en het toezicht daarop. Bij bank- en kredietwezen las ik duidelijke, korte stukken over onder meer concernfinancieringsmaatschappijen en het depositogarantiestelsel, bij beleggingsinstellingen over de aansprakelijkheid van de bewaarder. Het verzekeringsbedrijf is enorm gereguleerd. Ik verklap dat ik in 1988 hoorcolleges (traditioneel) handelsrecht gaf, met onder meer het organisatorische verzekeringsrecht: het verzekeringsbedrijf en het toezicht daarop. Daar was je in een kwartiertje mee klaar, omdat je toen – bij wijze van spreken – met een grote bek en 2 miljoen guldens een verzekeringsmaatschappij kon oprichten. Het Compendium maakt duidelijk dat die tijd ver en ver achter ons ligt.
Daarna wordt een hoofdstuk gewijd aan kapitaalmarkten, met als onderwerpen onder meer het aanbieden van financiële instrumenten aan het publiek (prospectusverplichting) en de (toelating tot de) handel en handelsplatformen van financiële instrumenten. Het boek sluit af met hoofdstukken over de civielrechtelijke aansprakelijkheid van marktpartijen en toezichthouders en de taken en bevoegdheden van deze laatsten.
Het Compendium Financieel Recht biedt een betrouwbare en inzichtelijke eerste systematische kennismaking met het financieel (toezicht)recht en is bedoeld voor zowel studenten als praktijkjuristen (voor eigen studie of te gebruiken bij in house cursussen). Het boek sluit nauw aan bij het onderwijs van een master Financieel recht en het is in Leiden voorgeschreven. Medio november sprak ik enkele studenten die het vak wel lastig vonden maar erg tevreden waren met het boek.
Uit het Woord vooraf blijkt dat keuzen moesten worden gemaakt. Dat is ook inherent aan een Compendium. Betaaldienstverleners en de afwikkeling van transacties in financiële instrumenten vielen buiten de boot. Bladerend door het trefwoordenregister dacht ik (omdat ik daarmee zelf afgelopen jaar werd geconfronteerd) aan behandeling van onderwerpen als geheimhouding en vertrouwelijkheid, de rol arbitrage in het financieel recht, de rol van de SER bij het ontwikkelen van het Nederlandse pensioenstelsel en de aansprakelijkheid van rating agencies.
Bij de term ‘compendium’ denk ik nog altijd aan een wat vlakke, opsommerige, schets- en ganzenbordmatige behandeling (voor de niet zo jongeren: niveau Klapper Stein). Accuraat tot in het detail, maar weinig uitleg en weinig dwarsverbanden. Met dit compendium is deze idee aan herijking toe. Er is ruimte gevonden voor toelichting en voor uitvoerige verwijzingen naar regelgeving en rechtspraak. Ik vroeg me wel af of het boek studenten in de universitaire masterfase ook voldoende aanzet tot het doordenken van uitdagende, soms complexe vraagstukken. Het kan ook zijn dat het vrij technische karakter van het financieel toezichtrecht zich daarvoor minder leent. Enfin, een kundig en bruikbaar boek als deugdelijke introductie zowel voor student als praktijkjurist.
M. Haentjens, W.A.K. Rank, R.P. Raas, Compendium Financieel Recht, Den Haag, Sdu 2019. ISBN 9789012404471.
Productinformatie: www.sdu.nl/shop/compendium-financieel-recht
Noot: dit boek ontving ik kosteloos van de uitgever met het verzoek om het aan te kondigen of te bespreken op mijn blog op www.bobwessels.nl.