Op dit blog heb ik vaker vermeld dat in de Nederlandse rechtspraak verwijzingen naar rechtsliteratuur zelden voorkomen. Ik mag overigens niet klagen. Dit jaar voor de tweede keer vond ik een dergelijke verwijzing, zie Rb. Noord-Nederland 9 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4239.
In deze zaak moet de rechtbank zich erover uitspreken of aan een van de vereisten voor het toepassen van de faillissementspauliana (ex art. 42 Fw) is voldaan, het vereiste van onverplichtheid. Nadat de rechtbank heeft overwogen dat een rechtshandeling onverplicht is, indien daartoe niet een op de wet of overeenkomst berustende verplichting bestaat (met verwijzing naar HR 8 januari 1937, NJ 1937, 431 en HR 3 december 2010, NJ 2010, 651, wordt geoordeeld: ‘Naar het oordeel van de rechtbank moet de schenking van de auto’s door [vennoot 1] aan [eiseres] als een onverplichte rechtshandeling worden beschouwd. Gesteld noch gebleken is dat [vennoot 1] krachtens wet of overeenkomst gehouden was om de auto’s aan [eiseres] te schenken c.q. over te dragen.
Daarnaast wordt bij het vaststellen van de (on)verplichtheid van een rechtshandeling geen acht geslagen op door de schuldenaar gevoelde morele of feitelijke druk, dan wel prangende, nijpende of economisch dwingende omstandigheden waarin hij zich bevindt (zie HR 10 december 1976, NJ 1977, 617 en Wessels, Insolventierecht, Gevolgen van faillietverklaring (2), 4e druk, 2013). Het betoog van [eiseres] dat [vennoot 1] de schenking van de auto’s aan haar zag als het nakomen van een verplichting op grond van moraal of fatsoen kan derhalve geen doel treffen.’