De curator behartigt in het stelsel van de Faillissementswet in de eerste plaats de belangen van de schuldeisers. Daarbij moet hij of zij óók rekening houden met belangen van maatschappelijke aard. Schept deze regel, die alleen steunt op rechtspraak, voldoende waarborg voor het cruciale belang van het tijdig waarborgen van de continuïteit van de zorg en het recht van de patiënt om daar toegang tot te hebben?
De wereld van de zorg heeft eigen karakteristieken. Instellingen hebben naast een bestuur, vaak een raad van toezicht, een belanghebbenden-vertegenwoordiging resp. een patiëntenraad. Naast gewone verplichtingen, die voor elke bestuurder gelden, heeft een bestuur mogelijk ook eigen wettelijke taken (gebaseerd op specifieke regelgeving in de zorg) en contractuele verplichtingen, bijvoorbeeld om de zorgverzekeraar tijdig en volledig te informeren indien bepaalde liquiditeits-ratios in gevaar komen.
De zorg is een sector met tal van organen met eigen taken. Ik denk aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg, Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), gemeenten of het College voor de sanering van zorginstellingen. De wettelijke taak van een faillissementscurator kan belemmerd worden omdat veel van deze organen geraadpleegd moeten worden c.q. eigen bevoegdheden hebben ten aanzien van de continuïteit van de zorg.
Tenslotte, typische bankfinanciering is niet uitgesloten maar de core komt binnen via een verzekeringsstelsel (waarbij de aard van verzekering als restitutie- of naturaverzekering een rol speelt) en de moeilijk grijpbare dcb-financiering (dbc staat voor diagnose-behandelcombinatie). Daarnaast bestaan in geval van vastlopende financiering specifieke vangnetstichtingen, in stand gehouden door het ministerie van VWS, die voorzien in voldoende aanbod van cruciale zorg. Het enorme belang van behoorlijke continuïteit van zorg (patiënten-belang; financieel belang overheid) rechtvaardigt dat zorginstellingen een eigen, autonome insolventieregeling krijgen dat mogelijkheden biedt om vroegtijdig in te grijpen. Ik leg een link met de financiële sector.
Conform de regeling voor de ‘stille curatele’ in de Wet op het financieel toezicht (Wft) zou een toezichthouder (gedacht kan worden aan de NZa) moeten kunnen besluiten een of meer personen te benoemen als (stille) curator ten aanzien van alle of bepaalde organen van een zorginstelling indien een adequate en continue functionering van de instelling ernstig in gevaar komt (of dreigt te komen). Een stille curator zou een in insolventie geverseerd advocaat kunnen zijn, maar ook een ervaren zorgbestuurder met specifieke kennis. Zijn of haar taken worden in het benoemingsbesluit uitgewerkt, in het bijzonder met een specificatie van de belangen waardoor de stille curator zich dient te laten leiden.
Zodra het benoemingsbesluit aan de zorginstelling is bekend gemaakt mogen organen en vertegenwoordigers hun bevoegdheden alleen uitoefenen na goedkeuring door de curator en met inachtneming van zijn of haar instructies. De wet zou op deze organen en vertegenwoordigers jegens de stille curator een volledige, onvoorwaardelijke en prompte medewerkingsverplichting moeten leggen. Zou de wetgever deze kant opgaan dan dient in de Faillissementswet onder meer een uitzondering te worden opgenomen ten aanzien van de regel dat in beginsel elke schuldeiser de insolventie van zijn schuldenaar kan verzoeken.
Tal van andere vragen dienen te worden beantwoord. Blijven de bevoegdheden van een raad van toezicht onbeperkt van kracht gedurende een periode van stille curatele? Is daar wel behoefte aan? Zou niet de vertegenwoordiging van belanghebbenden (patiënten, medisch personeel) de gelegenheid moeten worden gegeven op een gestructureerde wijze te overleggen met de stille curator? Blijven hun adviesbevoegdheden overeind gedurende stille curatele? Indien een zwakke financiële positie structureel lijkt zou de NZa bevoegd kunnen worden verklaard – naar analogie van DNB in de financiële sector – een overdrachtsplan voor te schrijven, waarbij activa en passiva van de instelling aan een derde, die los staat van de instelling, kunnen worden overgedragen. Dit uiteraard onder rechterlijke controle. Deze regeling moet worden afgestemd met de opvangregeling, die via een afzonderlijk lichaam loopt (ik begrijp een stichting) en die continuïteit van cruciale kernzorg waarborgt.
Bij deze laatste activiteit is er dan ook voor het gewone faillissementsrecht, met een rol voor de ‘beoogd curator’. De zorgsector (en haar patiënten en professionals) is gebaat bij een heldere wettelijke regeling voor stille curatele ten aanzien van een zorginstelling en een regeling voor een overdrachtsplan waarin een toezichthouder een belangrijke say heeft.