Skip to content
Welcome / Blog Archive / Nederlands / 2017-11-doc3 Wetgever, regel internationaal insolventierecht!

2017-11-doc3 Wetgever, regel internationaal insolventierecht!

Dit is een oproep aan het Ministerie van Justitie & Veiligheid om een duidelijk stelsel van regels voor internationaal insolventierecht te ontwerpen, in zaken die niet door de Insolventieverordening worden beheerst. Nederland is een open economie, maar heeft op het terrein van niet door de EU Insolventieverordening beheerste verhoudingen, een onduidelijk stelsel, dat onaanvaardbare leemten laat in de bescherming van rechten van onder meer schuldeisers, dat voor derden in het buitenland volkomen onvoorspelbaar is en dat rechters in Nederland in de kou laat staan omdat de wet hen geen adequaat handvat biedt.

Nu er geen internationaal verdrag is en insolventieverhoudingen met Rusland (Yukos), Brazilië (Oi Brazil) en India (Svizera v Maneesh) in tijd en geld kostende complexiteiten resulteren is eigen handelen van Nederland geboden. Een aanzet daarvoor dateert al weer van tien jaar geleden. Titel 10 (‘Internationaal insolventierecht’) uit het Voorontwerp Insolventiewet van 2007 wilde aan de toen bestaande verouderde en weinig zekerheid biedende stand van zaken een einde maken, door een op efficiënte en doeltreffende afwikkeling van grensoverschrijdende procedures gericht stelsel van regels. Het wilde voor derden voorspelbaarheid en rechtszekerheid bieden. De toen ontworpen regels omvatten tevens een systeem van onderlinge uitwisseling van informatie en van samenwerking tussen ‘bewindvoerders’ en rechters in Nederland en in derde-landen.

Veel auteurs, waaronder ikzelf, hebben na het arrest van de Hoge Raad uit 2013 inzake Yukos (wederom) opgeroepen Titel 10 als stelsel weer van stal te halen. Zie mijn Wessels Insolventierecht X 2105/10181a. Nadenkend over ontwikkelingen in de laatste twee jaren meen ik echter dat goed beseft moet worden dat Titel 10 wel uit de oude mottenballen komt. Het voorontwerp kan een goede basis vormen voor een nieuwe wet (dus afgesplitst van het Voorontwerp zelf), maar – na ruim tien jaar – die basis zelf zal de nodige, soms grondige aanpassingen behoeven. Ik noem er enkele.

Ten eerste zal moeten worden nagegaan of de desiderata waarop het stelsel van toen gebouwd is (doel van de regeling; onderliggende beginselen; thema’s als rechtsmacht Nederlandse rechter, erkenning, toepasselijk recht) heroverweging, aanpassing of uitbreiding verdienen.

Ten tweede zal een herzien stelsel mede moeten worden afgestemd op in schier de hele wereld plaatsvindende heroriëntatie van insolventiewetgeving op mogelijkheden van herstructurering, als ook de in gang gezette ontwikkeling naar een Europese richtlijn voor preventieve herstructureringsstelsels.

Ten derde zullen relatief nieuwe verschijnselen (bijvoorbeeld insolventie van groepen van vennootschappen, grensoverschrijdende unilaterale toezegging, systeem van registratie van insolventies) moeten worden doordacht.

Ten vierde, adequate antwoorden moeten worden gevonden op een in een derde land uitsproken bestuursverbod, de vraag of een fraudemeldingsplicht ook voor de insolventiefunctionaris geldt die in het derde-land is benoemd, of hij/zij dezelfde sedert 1 juli 2017 versterkte informatierechten jegens bestuurders en commissarisen heeft (bijvoorbeeld in het geval de lex concursus van het derde land die rechten niet kent), en, voorlopig tenslotte, de enkele bepalingen die in Titel 10 waren gewijd aan grensoverschrijdende samenwerking van rechters, die sindsdien verder zijn verdiept en uitgewerkt, zie mijn blog op www.bobwessels.nl, document 2017-09-doc1.

Het Vooronwerp werd in 2011 politiek dood verklaard, maar er is een nieuw kabinet. Zorgt dit voor een nieuw geluid?